Invloeden Buitenland
De invloeden van het buitenland in Rwanda begonnen toen aan het eind van de 19e eeuw de Duitsers Rwanda binnenvielen en koloniseerden. Vanaf dat moment werd de situatie tussen de Hutu en de Tutsi’s steeds minder vredig. De 2 groepen konden eerst redelijk goed met elkaar overweg. De Duitsers vonden echter de Tutsi minderheid superieur. De grote veranderingen, ten gevolge van die rassendiscriminatie, vonden echter pas echt plaats toen België na de Eerste Wereldoorlog de kolonie van Duitsland overnam. België voerde namelijk identiteitskaarten in waarin te zien was of de persoon Hutu of Tutsi was. De Hutu werden dan ook steeds meer gediscrimineerd. Het geweld en de chaos steeg dan ook toen Rwanda op Juli 1962 onafhankelijk werd. Anti-Tutsi groeperingen verrichtten verschillende vergeldingsacties. Na 1962 bemoeiden de VN en andere landen zich dan ook weinig met Rwanda.
De weinige bemoeienis stopte aan het begin van de jaren 90. De RPF(Rwandan Patriotic Front) viel Rwanda binnen. De VN zette als gevolg een missie op genaamd UNOMUR. Deze missie moest er voor zorgen dat de RPF geen mogelijke militaire steun zou krijgen uit Uganda, het buurland van Rwanda. Er werden echter veel te weinig militairen ingezet, hierdoor kon men in Rwanda niet alle routes in de gaten houden. Alleen de routes die voor voertuigen toegankelijk waren werden gecontroleerd. (Resolution 846). Toen de Rwandese regering en de RPF-rebbelen een vredesakkoord hadden getekend, besloot de VN van UNOMUR over te gaan naar UNAMIR (Resolution 872). Deze missie moest in plaats van het controleren van de grenzen een bijdrage leveren aan het vredesproces. Hiermee moesten de ingezette soldaten onder andere helpen bij het opruimen van mijnen en bij de voorbereidingen op de verkiezingen. De ingezette troepen stonden echter machteloos toen de genocide plaats vond, ze konden niet veel meer doen dan constateren dat er een genocide aan de gang was. Ze mochten hun wapens namelijk alleen gebruiken voor zelfverdediging en niet voor het helpen bij het conflict.
Na de genocide was er dan ook veel kritiek op de VN. Zelfs de leider van zowel UNOMUR als UNAMIR, Roméo Dallaire, heeft kritiek. Niet alleen op de landen die deel uitmaken van de VN maar ook op zichzelf. Hij zei dan ook tijdens een college dat hij hield: “Ik had de drie leiders van Interahamwe-militie kunnen doden. Wat had dat voor effect gehad op de genocide?” De kritiek die hij op de VN had was vooral dat ze niet op tijd reageren bij zulke conflicten en dat ze vaak “racistisch en onwillend” zijn. Zo zijn de lidstaten niet bereid militairen op te offeren. Een van de westerse vertegenwoordigers had volgens Dallaire zelfs gezegd dat er 85.000 Rwandezen moesten sterven om de dood van één militaire rechtvaardig te maken. Daarnaast vindt Dallaire het slecht dat we niks van de genocide geleerd hebben. Nog steeds wordt er door de VN zwak opgetreden en nog steeds is racisme een groot obstakel om zulke rampen in de toekomst te voorkomen.

Roméo Dallaire
Maak jouw eigen website met JouwWeb